geestelijk

{{geestelijk}}{{/term}}

1 [mentaal] 〈bijvoeglijk naamwoord; tegenover lichamelijk〉 intellectuel 〈v.: intellectuelle〉; 〈psychologie〉 mental; 〈bijwoord〉 intellectuellement ⇒ 〈psychologie〉mentalement

2 [godsdienstig] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 spirituel 〈v.: spirituelle〉; 〈bijwoord〉 spirituellement

3 [kerkelijk] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 religieux 〈v.: religieuse〉; 〈bijwoord〉 religieusement

♦voorbeelden:

1   geestelijke aandoeningen • troubles mentaux

     geestelijke aftakeling • déchéance intellectuelle

     geestelijke armoede • pauvreté intellectuelle

     geestelijk gestoord zijn • être atteint de maladie mentale

     geestelijk onvolwassen jongeman • jeune homme immature

2   het geestelijk leven • la vie spirituelle

     het geestelijke en het wereldlijke • le spirituel et le temporel

3   de geestelijken • le clergé

     een geestelijke • un(e) ecclésiastique, un prêtre; 〈protestant〉 un pasteur

→ {{link=gehandicapt}}gehandicapt{{/link}}, {{link=gestoord}}gestoord{{/link}}, {{link=gezondheidszorg}}gezondheidszorg{{/link}}

Deens-Russisch woordenboek. 2015.